ik ben laura mentink, ik ben kunstenaar en communicatie-expert. 13 jaar lang speelde ik als actrice en theatermaker overal op de wereld, tot ik een aantal jaren terug gevraagd werd om een voorstelling over ‘het klimaat’ te schrijven. tot dat moment was de klimaatcrisis iets waarvan ik wist, maar wat ik niet in mijn leven ervoer. ik was vegetarisch, en ik vloog niet of nauwelijks, had geen auto, ‘ik deed mijn best’ en dat was het dan.
voor de voorstelling moest ik research doen. ik weet nog dat ik begon met lezen, luisteren, kijken, spreken, en dat het me niet meer los liet. voor ik het wist stond ik met Extinction Rebellion op de Blauwbrug, dat was min of meer een ongeluk, ik had niet eens besloten of ik opgepakt wilde worden, of niet, ik kende de liedjes niet, en hoorde naast me een jongen jammeren ‘fuck, weer fucked’. en ik werd niet eens dramatisch opgetild want de ME-er draaide mijn duim om, en toen liep ik snel met hem mee, en ging zelf in het busje zitten, dat ons naar het lokale politiebureau reed.
op dat bureau werd ik ondervraagd door een rechercheur. hij was jong, het was hectisch, het hele politiebureau was verstopt met rebellen en ik vroeg hem wat hij ervan vond, van ons. hij krabde zich op zijn hoofd en zei ‘nou ik word er niet boos van of zo. kijk er zijn ook mensen die expres uit woede vanavond een extra biefstukje gaan eten, zo ben ik niet. maar als ik straks jouw dieetwensen vraag en je zegt niet ‘vegetarisch’ dan denk ik wil van wat doe je hier eigenlijk’.
ik vond dat zo tekenend. de reactie van de extra biefstuk, wat is dat, wraak? hoezo waren wij vijanden? maar ook die dieetwensengedachten. mag je werkelijk alleen maar activistisch zijn als je zelf roomser dan de paus bent? mag je geen problemen aankaarten waar je zelf onderdeel van bent? we zijn toch onderdeel van het systeem, of we nu willen of niet? en we zijn met elkaar verbonden, via deze wereld.
ik werd er wanhopig van. en toen leerde ik ‘het Parlement der Dingen’ van Bruno Latour kennen. die precies beschreef waar ik tegenaanliep, maar dat niet als een probleem ervoer, maar als een oplossing:
ja, alles is met elkaar verbonden, en alles heeft invloed op alles, en als we nu eens ophouden met denken in oorzaak en gevolg en schuld en slachtoffer, maar in actie-reactie, dan bewegen we richting een oplossing. we moeten ophouden met het idee dat wij als mensen boven de natuur staan – we zitten overal middenin. dat beseffen, is volgens hem een begin.
in die tijd was het corona, er was geen theater open, en ik was begonnen met tekenen. elke dag maakte ik een tekening voor iemand die die goed kon gebruiken. en voor mezelf probeerde ik die netwerken van Latour in kaart te brengen. wat komt er allemaal kijken bij een glas melk? via de koe en de boer kwam ik bij transportbedrijven, europese subsidies, banken en multinationals, bij stikstof in de bodem, calcium in botten, marketing en broze botten van vogels. en nog verder terug, de aardolie en steenkool voor de energie van fabrieken en transport, helemaal terug naar het ontstaan daarvan.
op dit moment begon ik me af te vragen of dit nog wel een theatervoorstelling werd. of de theaterzaal wel de juiste plek is voor dit soort thematiek. mensen die veilig in het donker zitten en later rustig napraten – moest dit niet directer? actiever? met wie dan? en hoe?
ik ging terug naar mijn netwerktekeningen. als ik hier nou een begin aan zou kunnen wijzen, dacht ik, dan zou daar de verandering ingezet moeten worden. en dan zou ik ook dáár mijn voorstelling moeten spelen. als het al een voorstelling zou worden. dan zou ik iets in beweging kunnen brengen.
maar er bleek geen begin! iedere schakel heeft invloed op de volgende en vice versa. en iedere schakel heeft een reden waarom het handelt zoals het doet. alles en iedereen lijkt vast te zitten in het systeem.
wel viel me op dat bepaalde schakels veel meer invloed hebben dan anderen.
en daar besloot ik te beginnen: geen toneelstuk voor in een theaterzaal, maar een werk voor bankdirecteuren en directeuren van multinationals. want die hebben de dikste vinger in de pap.
wat zouden ze doen, fantaseerde ik, als die bankdirecteuren en directeuren van multinationals tijdens een vergadering over een bepaald onderwerp een monoloog zouden zien die het perspectief van de natuur op dat onderwerp zou vertolken? zouden ze dan tot een ander besluit komen? zouden ze hun beleid aanpassen?
dat die ‘ze’, die ‘bankdirecteuren en directeuren van multinationals’ nog abstract voor mij waren, liet ik buiten beschouwing. ik kende ‘zulke mensen’ niet – maar ik had er wel een beeld van. vooral van hun motieven en drijfveren had ik een beeld, dat niet strookte met het mijne. ik hoopte ze op andere gedachten te kunnen brengen.
en eigenlijk belandde ik toen pas bij de kern van het werk:
de onmogelijkheid om je te verplaatsen in de ander.
hoe kunnen we ons verbonden voelen met dat wat we niet kennen? dat wat we niet begrijpen? hoe kunnen we ons onderdeel voelen van wat er om ons heen leeft, als we niet weten hoe het is om in zijn of haar schoenen te staan? hoe kunnen we van onszelf verwachten om ons verbonden te voelen met hen die ons omringen, als we ons niet wérkelijk in de ander kunnen verplaatsen?
en zo ontstond mijn werk. niet als monoloog, maar als aanzet tot een dialoog. als één grote oefening om ons te verplaatsen in het perspectief van de Ander, of dat nu een mens, een dier, of een boom is.
want ik ben er heilig van overtuigd dat daar de oplossing ligt: als we alle stemmen kunnen laten klinken, dan pas kan een systeem in beweging komen. en omdat de meeste dingen in de natuur geen stem hebben – althans geen stem hebben in onze politiek en in ons rechtssysteem – de meeste zeven en rivieren hebben nog steeds geen rechten, al begint daar verandering in te komen, gaat het erom dat we ons proberen te verplaatsen in al die perspectieven, van alle mensen, en de dingen om ons heen.